Opinie

Elke week stellen wij drie vragen aan vertegenwoordigers vanuit de participanten, vertegenwoordigers vanuit de politiek en vertegenwoordigers uit de rest van het stakeholderveld. Zij geven hun visie op de toekomst, op de energietransitie en op de mogelijkheden en onmogelijkheden van waterstof. Informerend en inspirerend!


Rene Peters 

Business Director Gas Technology TNO 

1. TNO stond aan de wieg van H-vision. Hoe is het idee van H-vision ontstaan?

H-vision is ontstaan vanuit een discussie binnen TNO en samen met een aantal industriële spelers in Rotterdam en Deltalinqs hoe de industrie kan decarboniseren en daarmee de uitstoot van CO2 significant kan reduceren. Ernest Groensmit stond aan de basis van het idee. De eerste discussies hierover zijn al in het voorjaar van 2017 gestart, het project had nog de voorlopige naam ‘’Decagas’’, van ‘’decarbonise gas’’. De eerste ideeën over het gebruik van waterstof als alternatief voor aardgas in diverse processen bij de raffinaderijen, chemie en electriciteitscentrales komen uit die tijd. CCS was nog vooral gekoppeld aan afvangen van CO2 bij kolencentrales en gezien als een end-of-pipe oplossing. Door gas te ‘decarboniseren’, dus de koolstof voor gebruik in industriële processen eruit te halen, ontstaat een schoon proces zonder CO2 emissie. Dat kan de uitstoot van het Rotterdamse industrie cluster flink verlagen. We hebben het concept niet alleen met de industrie besproken, maar ook onafhankelijk nog eens laten doorrekenen door het Wuppertall Instituut in Duitsland die tot een vergelijkbare conclusie kwam: Waterstof geproduceerd uit gedecarboniseerd aardgas kan op grote schaal en snel de CO2 uitstoot in Rotterdam reduceren en past goed in de lange termijn decarbonisatie strategie van Rotterdam. Later heeft het project zijn huidige naam gekregen: H-vision.
 

2. Waarom is het een goed idee om CO2 af te vangen in een centrale waterstoffabriek in plaats van CO2 af te vangen bij bestaande fabrieken?

Er zijn een aantal redenen dat het afvangen van CO2 in een centrale waterstoffabriek (zogenaamde pre-combustion capture) beter is dan bij de schoorsteen van bestaande fabrieken (zogenaamde post-combustion capture). Ten eerste is de concentratie van CO2 in een waterstof fabriek veel hoger dan bij de schoorsteen van een kolencentrale of proces installatie waardoor de afvangkosten lager zijn. Omdat in H-vision met name gebruik wordt gemaakt van restgassen uit de raffinaderij, neemt de gasvraag maar beperkt toe maar de CO2 uitstoot wel direct af. Maar wellicht nog belangrijker is dat met de centrale waterstoffabriek en een start kan worden gemaakt met de waterstof economie in Rotterdam, waar op termijn niet alleen deze blauwe waterstof wordt geleverd aan de bedrijven, maar ook groene waterstof die uit duurzame energie van zon of wind wordt geproduceerd of zelfs geïmporteerde waterstof die op termijn ook in Rotterdam zal komen. Door een waterstof infrastructuur in Rotterdam aan te leggen voor het leveren van waterstof aan industriële partijen die daarmee hun CO2 footprint kunnen verlagen kan Rotterdam een koploper worden als duurzame haven en duurzaam industrieel cluster. Blauwe waterstof biedt daarmee de aanjager voor transitie, met een infrastructuur waar later groene en geïmporteerde waterstof op kunnen voortborduren. Met afvang bij de schoorsteen houdt je de oude industrie intact, met waterstof biedt je een infrastructuur voor nieuwe industrie en processen, die volledig CO2 neutraal kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld ook aan bioraffinage en upgrading, de productie van synthetische brandstoffen voor transport, scheepvaart en luchtvaart voor de toekomst. Maar ook het leveren van waterstof aan mobiliteit op de weg of binnenvaart kan voor Rotterdam een belangrijke toepassing worden. Zo is ook CCS niet een end-of-pipe oplossing, maar een enabler voor de waterstof economie geworden.

3. Nederland wil in Europa een koploper zijn in de transitie naar waterstof. Welke kansen mag Nederland niet langer laten liggen als ze deze ambitie wil waarmaken?

Nederland staat wereldwijd bekend als ‘’Nederland Gasland’’ en we zijn beroemd vanwege onze kennis over water, energie en voedsel. Door de ontwikkeling van het Groningen veld en de kleine velden offshore hebben we veel kennis opgebouwd over productie, transport, opslag en gebruik van gassen.

Rene Peters

De infrastructuur die in Nederland zowel op land als op de Noordzee ligt is indrukwekkend en uniek, en bovendien goed verbonden aan onze buurlanden. Bovendien zijn we in de unieke positie dat wind op zee een geweldige kans biedt om energie opwekking op zee te verduurzamen en vier van de vijf industrieclusters aan de kust liggen. De industrie kan verduurzamen via electrificatie, maar in veel gevallen is waterstof aantrekkelijker, o.a. waar het gaat om waterstof als grondstof om duurzame producten te maken, of voor hoge temperatuurprocessen waar electrificatie lastig is. Restgassen uit de raffinaderijen, of groene stroom uit wind op zee zijn perfecte bronnen voor waterstof voor de industriële clusters.

Nederland moet zijn kans benutten om de infrastructuur die beschikbaar komt door het sluiten van het Groningen veld en het leegraken van kleine velden in te zetten voor de transport en opslag van waterstof. Verder zijn unieke positie als importhaven voor energie in Rotterdam benutten voor toekomstige import, opslag en doorvoer van waterstof. H-vision en de waterstof infrastructuur in Rotterdam zijn een start van de waterstof economie in Nederland. De regio Nordrhein Westfalen in Duitsland rekent in zijn waterstof strategie al op import van het grootste deel van het waterstof gebruik uit Nederland. Die moet komen uit Rotterdam of vanuit electrolyse van duurzame elektriciteit uit wind op zee. Via projecten als H-vision leren we veel over de ombouw van de industriële processen met waterstof en het veilig produceren en transporteren van low-carbon waterstof. De kennis en ervaring die hiermee wordt opgebouwd kan wereldwijd worden ingezet om industriële clusters vergelijkbaar met Rotterdam in de wereld te helpen in de transitie naar duurzame processen.